Naar inhoud springen

Integratie (sociologie)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Acculturatiestrategie Aanpassing
Ja Nee
Cultuurbehoud Ja Integratie Separatie/segregatie
Nee Assimilatie Marginalisatie
Migratieonderzoeker Leo Lucassen over integratie - Universiteit van Nederland

Integratie is het socialisatieproces van acculturatie waarbij leden van een niet-dominante groep zich mengen met de dominante groep, maar daarnaast contact onderhouden met de andere leden van de eigen groep. Er is dus een hoge graad van zowel cultuurbehoud en participatie met de eigen groep (ingroup), als van participatie met en aanpassing aan de andere groep (outgroup).

Integratie kan alleen een vrijwillig proces zijn van wederzijdse accommodatie. Daartoe moeten beide groepen het recht erkennen dat elke groep leeft volgens zijn eigen cultuur. De niet-dominante groep moet daartoe de basiswaarden van de dominante groep accepteren, terwijl de dominante groep de nationale organisaties aan moet passen om tegemoet te komen aan de behoeftes van de niet-dominante groep. Wanneer er sprake is van eenzijdige aanpassing heet dit assimilatie.

Acceptatie van multiculturalisme is noodzakelijk, wat betekent dat er:

Integratie in België

[bewerken | brontekst bewerken]

Het thema "Integratie" groepeert de materie met betrekking tot het de wet van 2 april 1965 (Recht op Maatschappelijke Hulp) en 26 mei 2002 (Recht op Maatschappelijke Integratie).

Het recht op maatschappelijke hulp bestaat uit 3 grote delen: een financiële steun, een tewerkstelling en een tussenkomst in de medische hulpverlening. Enkel vluchtelingen of vreemdelingen met een verblijfsvergunning die niet in het bevolkingsregister staan, hebben recht op financiële steun.

Onder maatschappelijke hulp wordt onder meer verstaan:

  • basisbijdrage, aanvullende bijdrage en regularisatie van het ziekenfonds;
  • medische en farmaceutische, al dan niet verstrekt in een verpleeginstelling;
  • repatriëringskosten;
  • kosten voor huisvesting;
  • plaatsings- of verblijfskosten;
  • equivalent gewaarborgde gezinsbijslag en kraamgeld;

Elke OCMW van elke gemeente heeft recht om maatschappelijke integratie te waarborgen. Er moet worden gestreefd naar een maximale integratie en participatie aan het maatschappelijk leven. Hiervoor beschikt het OCMW over drie belangrijke instrumenten : de tewerkstelling, een leefloon en een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie.

Integratie in Nederland

[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn in Nederland altijd al minderheden geweest: tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zochten tienduizenden voor de Spaanse Inquisitie vluchtende Vlamingen en Brabanders er een onderkomen; in de zeventiende en achttiende eeuw volgden hugenoten en de Salzburger emigranten; voor de Tweede Wereldoorlog waren er onder meer de Joden; in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw hebben ca. 350.000 Indische Nederlanders de overtocht vanuit de republiek Indonesië naar Nederland gemaakt (zie Repatriëring van Indische Nederlanders); in de jaren zestig kende Nederland ook een toestroom van zogenaamde gastarbeiders. Dit waren arbeidskrachten uit het Middellandse Zeegebied.

In eerste instantie wonen de immigranten tijdelijk in Nederland maar door de verslechtering van de economie en de werkloosheid, werden de immigratiekosten te duur. Zo bleven families (vooral van gastarbeiders) massaal in Nederland omdat ze het land anders niet meer binnen konden. Op die manier lieten ze veel familie uit andere landen overkomen.

In de jaren zeventig gaat de economie achteruit en neemt de werkloosheid toe. Vanaf 1975 stopt de werving van gastarbeiders en worden toelatingseisen verscherpt. Op dat moment blijkt dat bepaalde groepen niet geïntegreerd zijn in de Nederlandse cultuur. Zij hebben hun eigen gemeenschappen gevormd en de autochtone Nederlanders weten weinig van hun gebruiken en gewoonten.

Als de onafhankelijkheid van Suriname rond 1970 in beeld komt, blijkt een groot deel van de bevolking, die de Nederlandse nationaliteit heeft, naar Nederland te komen. Eerder kwamen voornamelijk Surinamers (en Antillianen) naar Nederland om daar te studeren of een betere baan te vinden.

Later komen er ook veel asielzoekers uit andere landen naar Nederland. Velen komen in de illegaliteit terecht en zijn zo een makkelijke prooi voor werkgevers. De belangrijkste oorzaken voor de toestroom van asielzoekers zijn de slechte economische situatie (bijvoorbeeld in Oost-Europa) en oorlogen (bijvoorbeeld voormalig Joegoslavië en Somalië).

In 1822 besliste de koning van Nederland om geen vreemdelingen meer binnen te laten als (opper-)rabbijn. Tenzij de Hoofdcommissie toestemming gaf. Tot in het begin van de Franse tijd leefden er Joden in Nederland (1795), als tweederangsburgers. Eind 19de eeuw waren de meesten ‘geïntegreerd’.

De koppelingswet uit 1998 maakte het onmogelijk voor illegalen om een sofinummer te krijgen. Voor ingeburgerde illegalen die zes jaar onafgebroken hebben gewerkt en belasting hebben betaald komt er een witwasregeling die hun een werk- en verblijfsvergunning oplevert.

De arbeidsmigratie veranderde in 1960, toen de laagopgeleide werknemers kwamen uit hun land waar de werkloosheid veel te hoog was. Zo kwamen ze terecht in Nederland om een nieuwe kans te wagen. Zo’n 30 procent van de Marokkaanse immigranten en 15 procent van de Turkse immigranten die zich in 1965 en 1966 in Nederland vestigden, woonde op 1 januari 2003 nog in Nederland. Van alle Marokkanen die tussen 1972 en 1973 in Nederland, is 55% gebleven. Bijna de helft van de Turken zijn ook gebleven.

Volgens cijfers van 2010 zijn de in Nederland geboren niet-westerse allochtonen die meer en meer het beeld bepalen van hun samenleving. Bijna de helft van de vier grootste herkomstgroepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) is in Nederland geboren.[bron?]

Die tweedegeneratiejongeren doen het steeds beter in het onderwijs en staan er sociaaleconomisch beter voor dan de eerste generatie. Bovendien voelen ze zichzelf steeds vaker Nederlander dan allochtoon.[bron?] Maar allochtonen zijn nog steeds kwetsbaar in hun gezondheidssituatie en relatief hoger vertegenwoordigd in criminaliteit.

Ontwikkelingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds de jaren tachtig zijn er verschillende ontwikkelingen geweest die een mate van verontwaardiging en intolerantie ten opzichte van de islam veroorzaakten. Voorbeelden zijn de fatwa die uitgesproken werd over Salman Rushdie naar aanleiding van De Duivelsverzen, de aanslagen van 11 september 2001, de aandacht voor dictatoriale islamitische regimes zoals in Iran, de uitspraken van bepaalde imams in Nederland en de kritiek van Pim Fortuyn, Theo van Gogh en oud-VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali.

In België en later ook in Nederland wordt de Arabisch-Europese Liga (AEL) opgericht: een politieke organisatie die de belangen van Arabische immigranten behartigt. Voorman Dyab Abou Jahjah neemt de integratie van Armeniërs in Libanon, die hun eigen taal konden spreken en eigen scholen hadden, als voorbeeld.

In 2003 stelt de Tweede Kamer de commissie-Blok in welke het integratiebeleid van de afgelopen dertig jaar in kaart zal brengen en adviezen zal geven over het in de toekomst te voeren beleid. Zij stelde dat de integratie grotendeels tot geheel geslaagd was, maar dat dit niet aan het overheidsbeleid te danken was. Zie Commissie-Blok voor meer details over de commissie en haar rapport.

Op 27 februari 2008 telde Nederland 16.404.282 inwoners. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek[1] telt Nederland 3.216.255 personen met een migratieachtergrond. Ongeveer 1.450.101 van hen heeft ten minste 1 ouder of grootouder die uit een "westers land" is gemigreerd (Europa of Noord Amerika), en 1.766.154 hebben één of meerdere ouders of grootouders uit een "niet-westers land".

Daarbij moet worden opgemerkt dat dit cijfer samenhangt met de manier waarop het CBS een "niet-westerse" immigrant heeft gedefinieerd en dat deze manier afwijkt van andere definities van de westerse cultuur en westerse wereld. Als het bijvoorbeeld gaat om niet-westerse migranten in de klassieke zin van het woord "westers" (West-Europa en haar genealogische en filosofische erfgenamen in voornamelijk West-Europa, Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Oceanië), dan zijn er bijvoorbeeld minder niet-westerse immigranten.

Zestig procent van de Nederlanders met een recente migratieachtergrond woont in de Randstad.